Verhaaltje voor het slapengaan

Er was eens een zwerm. Geen zwerm vogels of van die vieze vliegjes die tijdens het fietsen in je mond, neus en ogen terecht komen, maar een zwerm van vlinders. Een wolk van kleur, dansend tussen de bomen in het bos, boven de bloemen in het veld en in de heldere zonnestralen van de zon. Oranje, zwart en wit waren ze, de monarchvlinders. De koninklijke gevleugelden dansten ver boven alle andere vlinders, gracieuzer dan de andere vlinders. Grote afstanden legden zij af, om alle andere vlinders duidelijk te maken dat zij ver boven hen verheven waren.

Er was eens een zo’n monarchvlindertje dat zich net zo ver verheven voelde boven de andere vlindersoorten als bij zijn soortsnaam paste. Toen hij nog slechts een prinsenrups was wilde hij al zoals zijn ouders zijn en sinds hij uit zijn cocon was gekropen, was het dan eindelijk zo; hij was een koning tussen de monarchen. Andere vlinders keken naar hem op als hij voorbij vloog en op hen neerkeek. ‘Ja, kijk maar goed. Het is een eer om naar mijn schoonheid te kijken!’ De vlinders die rustig van de nectar van de bloemen zaten te eten rolden met hun facetogen en zeiden tegen elkaar: ‘Ja hoor, daar heb je er weer een. Die denkt weer dat hij beter is dan wij.’ En dat dacht onze vlinder inderdaad. Zo ging het zijn hele reis lang. Samen met zijn mede-monarchvlinders danste hij naar het noorden.

Vele dagen later kwam de zwerm aan op een plek waar ze nog nooit waren geweest, maar toch voelde deze plek aan als thuis. Het was een… opwindende plek. Opeens zag onze monarchvlinderkoning dat er ook koninginnen waren. Hij danste met hen en toen… rook hij haar met zijn antennen. Zijn koningin. Dit was de ware. Waarom had hij haar nooit eerder gezien? Ze dansten om elkaar heen. Ik zou de rest van mijn leven bij haar willen zijn, dacht hij. Zo gracieus, zo kleurrijk… Ze streken neer op de grond. Mijn koningin, zei hij. Ze wiebelde geamuseerd met haar antennen. Hij flirtte met haar, hij stuntelde van opwinding. Van haar wil ik kinderen, dacht hij. Zij moet de moeder van mijn kinderen worden. En ze bedreven de liefde.

Opeens werd hij van haar gescheiden en gevangen. Een nare, giftige stank omringde hem. Hij fladderde uit alle macht om hier weg te komen. Door een waas zag hij zijn koningin snel wegfladderen. Toen, een grote, bleke massa voor hem. Hij fladderde ernaartoe maar knalde tegen de waas aan. Ondertussen werd ademhalen steeds moeilijker door die stank en hij voelde zich steeds zwakker worden. Het deed inmiddels pijn om nog iets te doen. Nog een laatste keer fladderde hij uit alle macht om een uitweg te vinden maar het was te laat. Hij viel neer. Dood.

Welterusten.

Met nimmer aflatende behoefte aan goede nachtrust